Het BMW-gen

Ik ben nogal lief. Dat lijkt misschien arrogant om over jezelf te zeggen. Maar het is waar. Daarom kunnen ze zo leuk met me praten. Of knuffelen, dat wil ook nog. Ik ben zo betrouwbaar en stabiel. Klinkt goed toch? Je kunt ook op me rekenen, want ik heb eigenlijk nooit iets beters te doen. Ben er dus praktisch altijd. Wel zo handig. Oh, en ik ben heus niet lelijk. Niet superknap, ik ken mijn beperkingen, maar toch. Je hoeft je ook weer niet voor me te schamen.

Goed, ik heb dus best veel goede vriendinnen. Ik zie veel van hun vlammen komen en gaan. Dat is mooi, zou je zeggen. Wie het laatst lacht, lacht het best en geduld is een schone zaak enzo. Toch doe ik iets fout. Chronisch en dramatisch fout. Voor mij is nee, namelijk ook daadwerkelijk nee. Dat is dom natuurlijk. En als ik luister, ben ik ook oprecht geinteresseerd. In plaats van net te doen alsof en ondertussen een strategie te bedenken om haar zo snel mogelijk in mijn huis, en dan bij voorkeur in de slaapkamer, te krijgen. Dat is ronduit naief te noemen.

Maar ik heb een oplossing gevonden. Ik ga me laten injecteren met het BMW-gen. Dat is een gegarandeerd succes bij de dames. Niks meer sexy dan een bumperklever. Dat is namelijk symbool voor ambitie en ‘drive’. En natuurlijk het karakteristieke rijden met een hand op de versnellingspook. Wat niets anders zegt dan dat de BMW-rijder over een gezonde dosis zelfvertrouwen beschikt. En dan is er natuurlijk nog het rechts inhalen. Een klassiek teken van initiatief durven nemen en lef tonen. De BMW-rijder is het toonbeeld van sex-appeal.

Dus ik ben druk aan het oefenen. Rij op mijn fiets vlak achter oude vrouwtjes aan, die ik dan rechts inhaal, terwijl ik mijn middelvinger opsteek en flink aan mijn fietsbel rammel. Ik oefen in de spiegel op zinnetjes als “Deed het pijn toen je uit de hemel kwam vallen?” en probeer daarbij mijn gezicht in de plooi te houden. Ik heb een paspop waarop ik het casual de kont beetpakken oefen. Over een paar weken hoop ik dat te kunnen vergezellen van de klassieker ‘He moppie, alles goed’ waarbij breeduit gelachen dient te worden. En natuurlijk alles in de volle overtuiging dat de ander daar niet alleen van gediend is, maar zelfs van geniet.

Het klinkt dramatisch, maar ik moet opschieten. Nog een paar goede vriendinnen erbij en ik kan me net zo goed modieus gaan kleden, een kookcursus volgen, een handtas aanschaffen en met de dames gaan winkelen. Geen goede vriendinnen meer voor mij, mijn luisterend oor zal geen extra babbelende mond meer voeden en op die schouder zijn genoeg tranen geplengd. Vanaf nu alleen nog moppies, mokkels en kippetjes. “Zeg, wat een mooie kleren heb je aan. Die zouden mooi staan op een hoopje naast mijn bed.”

Leave a Reply