Lange leve de nachttrein

“Ja, die had echt lekkere billen man. Je had haar echt moeten nemen. Lekkere borsten ook. Heb je haar nummer wel? Jezus man. Gozertje, je bent niet lekker. Ze had zulke mooie borsten man.” Dronken pubers achter me. In godsnaam, ik wil even slapen. Nu ga ik toch naar dat geleuter luisteren van gefrustreerde puistenkoppen die in Utrechts accent duidelijk maken dat ze niet gescoord hebben. En we zijn pas net Amsterdam uit. Aangezien de nachttrein niet meer stopt voor Utrecht zit ik nog met ze opgescheept tot mijn eindbestemming.

Godver, en ik zit pas anderhalf uur in deze kleretrein. Waar ik ook nog eens een uur op heb zitten wachten, omdat ik in Rotterdam natuurlijk net drie minuten te laat was. Fijn zestig minuten rondhangen op een koud, tochtig perron. De avond ervoor was erg leuk, maar dit bederft de feestvreugde in hoog tempo. Na dat uur in die totaal niet inspirerende omgeving ging er van de trein natuurlijk ook nog maar eens een deur open. Aan totaal de andere kant van de trein. Zucht. En daarna de hele trein weer doorsjouwen om een lege coupe op te zoeken. Een beetje rust is alles wat ik wil.

Kleine kans natuurlijk. Pal achter me gaan drie mannen van ruim in de dertig zitten. Foute kapsels, zeg maar gerust geen kapsels, leren jassen, brede koppen. “Ik word altijd zo verrot van dat stappen op vrijdag man. Word ik zaterdag pas om drie uur wakker en dan moet ik nog met de vrouw mee naar de supermarkt.” Een van de drie is klaarblijkelijk te ladderzat om nog te praten en natuurlijk probeert zijn buurman dus de rest van de reis alleen nog met hem te praten. “Die loverboys verpesten het voor ons, vind je ook niet? Daardoor vertrouwen die meiden ons niet meer. Ze verpesten het voor ons.” “Blubs, grmbl, pff”, is het overtuigende commentaar van de gast die vermoedelijk nuchter al over een niet al te uitgebreid vocabulaire beschikt.

Ze komen uit Leiden. Nog even langs Den Haag en dan op naar hun eindstation. Natuurlijk maakt de trein eerst een stop op het station Den Haag Laan van NOI. Niemand weet waarom. Pas als de lichten op dit station doven, rijdt de trein terug naar Den Haag. Oh god, deze trein doet er echt alles aan om mijn kwelling te verlengen. Het duurt een eeuwigheid voor we Leiden bereiken, maar dan komt ons vrolijke drietal dan toch in beweging om de trein te verlaten.

Niet voor nog even een paar keer keihard op de deur van de coupe te hebben geslagen om de aandacht te trekken van de enige vrouw die op dat moment in de buurt is. Net zoals alle andere vormen van mannelijke communicatie betekent ook dat niets meer dan: “Hey…neuken?”. Een reactie blijft vanzelfsprekend uit. De dame heeft een kwartier met haar vouwfiets staan hanessen en is van de inspanning in slaap gevallen. Moet je ook maar geen vouwfiets kopen. Maar goed, misschien kan ik de oogjes nu ook even dicht doen. Rust.

Niet natuurlijk. In Leiden vormt zich een bijzondere combinatie van mensen. Van voren nadert een hippie-achtige dame met twee mannen. Ze zeult een groot boek mee, een rock-encyclopedie. Ik word verrast door drie onvervalste Leidense kakkers die me van achteren besluipen. De blonde dame is met haar gezelschap in de vierzitsbank naast me neergestreken en zij is de magneet die de kakkers doen besluiten om naast en tegenover me te gaan zitten! Ik mag die hippie nu al niet. Instinctief spring ik op en slalom behendig tussen de rollende r-en door naar de nog de vrije bank naast het slapende vouwfietsmeisje.

Hippiedame blijkt een veertigjare vrouw (“Niet! Je bent echt geen veertig. Je bent echt mooi.” – lees: “Hey…neuken?”) met dochtertje (D’arcy, de namen Hope en Flower hebben ongetwijfeld de revue gepasseerd) die in een natuurwinkel werkt en zangles heeft. Dat demonstreert ze een paar keer en haar stem is niet onaardig. Als die brallende brulapen hun bek hadden gehouden, had ze misschien een fijn slaapliedje gezongen en de reis wat aangenamer gemaakt. Niks van dat alles. Het bonte gezelschap besluit een spelletje te gaan doen. Met de rock-encyclopedie.

Natuurwinkelmoedermeisje leest iets voor over een band en noemt singles en de stropdasjes moeten raden welke band. Of ze ook iets van hun generatie kan opzoeken, want Joni Mitchell, Bob Geldof en al die andere rukkers kennen ze allemaal niet. “Dr. Alban, die ken ik wel.” Het toppunt wordt bereikt als een vriendje van de blonde hippie (die erg graag een complimentje wil voor zijn vlekkeloze Engelse uitspraak, maar die niet krijgt en daarom maar halve hoofdstukken voorleest) een vraag begint met “Korn originates from Bakersfield…”. Toch duurt het nog een paar minuten voordat onze gestudeerde vriendjes het antwoord ‘Korn’ in koor brullen. Diepe zucht.

In Amsterdam stappen ze allemaal uit. “Ik slaap vannacht op mijn kantoor man”, brult een van de knaapjes. “Waar werk je dan?” “Op een bank, een internationale bank.” Dat is het laatste dat ik van hun uiterst boeiende levens meekrijg. Juichen doe ik al niet meer. Ik krijg er vast wat ergers voor terug. Op dat moment stappen de Utrechtse pubertjes binnen. Een kwartiertje voor Utrecht krijgen ze teveel last van hun opgekropte hormoontjes en draaien ze een raampje open om af te koelen. De tocht blaast in mijn nek. Dat ontbrak er nog aan. Met mijn laatste krachten zeul ik me naar het andere deel van de coupe en plof neer in een enkele stoel omringd door slapende mensen. Rust. Eindelijk. “Goedemorgen dames en heren, we naderen station Utrecht, eindpunt van deze trein.” Ze kunnen me wat, ik blijf gewoon zitten.

Leave a Reply